Bergen


Published in De Standaard weekblad
29.05.2021

Laura Van Severen brengt stortplaatsen in beeld, in België en daarbuiten. Het zijn beelden van wat ooit was – en er altijd zal zijn. 


Decennialang was storten de goedkoopste en meest voor de hand liggende ­manier om afval te verwerken. Alleen in Vlaanderen zijn er volgens een onderzoek van Ovam meer dan 2.000 historische stortplaatsen. ‘Die zijn er gekomen na de Tweede Wereldoorlog. Tot dan ­gebeurde het in de achtertuin en was het afval ook anders van aard, er was amper plastiek’, weet Jan Feryn. Hij is zelfstandig milieuconsulent en voor­malig ambtenaar van Ovam, waar hij toezag op de toepassing van de wet­geving.

In 1999 werd op Europees niveau de Landfill Directive geïmplementeerd, met richtlijnen die de lidstaten in nationale wetgeving moesten opnemen om de negatieve gevolgen van afvalstorting voor het oppervlakte- en grondwater, de bodem, de lucht en de volksgezondheid te voorkomen of te beperken. Preventie en hergebruik werden prioritair, volgens de 3 R’en: reduce, reuse en recycle. Afval storten is de minst duurzame optie en moest evolueren tot een marginaal ­fenomeen.

Volgens cijfers van Eurostat (2018) recycleert België 54,5 procent en storten we 1 procent van alle stedelijk afval. In Portugal en Roemenië komt respectievelijk nog 48,6 en 73,5 procent van het stedelijke afval op een stortplaats terecht. Voor veel Europese landen is het van­wege politieke, economische, demo­grafische en geografische factoren een uitdaging om afval duurzaam te verwerken.

Feryn noemt een stortplaats ‘een noodzakelijk kwaad’. ‘Er zal altijd een fractie van ons afval zijn die gestort moet worden, bijvoorbeeld asbest, maar de uitdaging is om het op een zo correct mogelijke manier te doen.’

We zitten met een reeks materialen opgescheept die niet meer thuishoren in het circulaire proces en die de wetenschap nog niet efficiënt kan transformeren. Onder de grond en uit het zicht is de impact van ons consumptiegedrag en onze ongeremde vooruitgang op het landschap minder confronterend.

‘De bestaande stortplaatsen worden getolereerd, maar nieuwe stortplaatsen zijn not done. Dat krijg je in onze huidige maatschappij niet meer verkocht.’

In België is geen plaats meer. Zodra een stortplaats haar maximale capaciteit bereikt, wordt ze bedekt met ­beschermfolie, aarde en planten om het nieuwe landschapselement te integreren in de omgeving. Dat dat niet altijd evident is, bewijst de stortplaats Hooge Maey aan de Antwerpse haven, met 55 meter het hoogste punt van de provincie Antwerpen.

Wat kan een voormalige stortplaats nog betekenen? ‘Begrazing kan nog, maar akkerbouw is geen optie. Die grond is onderhevig aan erosie, er wordt in geploegd, op den duur zit je op de ­beschermfolie.’ Ook bebouwing is geen optie. Misschien is dat voor België nog zo slecht niet. Een voormalige stortplaats kan ruimte creëren, een natuurgebied zelfs. Het is een plek die je vooral met rust moet laten.

In haar project Strata onderzoekt de Belgische fotografe Laura Van Severen het eigenaardige landschap van de stortplaatsen. Haar fascinatie voor de arti­ficiële ‘bergketens’ bracht haar onder meer naar Spanje, Nederland en Roe­menië. In vier jaar beklom ze meer dan 120 stortplaatsen. Door getuigenissen en observaties wil ze nuance brengen in een kwestie die vaak zwart-wit wordt weergegeven.



© 2016—2024
Laura Van Severen
All rights reserved