Invisible walls
(2022)In September 2022 I was invited by Kunstenplatform PLAN B and Uitwijken for a 3 week residency in the small village of Zwankendamme in West-Flanders (Belgium).
During this period, I traced the story of the village using the establishment of the glass factory in 1925 as the starting point.
In front of the factory a Cité (housing for the factory workers) was designed and build by mirroring a set of houses over and over again to create a uniform but varied urban scheme. Recently, the production of glass windows was discontinued and instead mirrors are being produced from imported glass. Everything looks the same, but is also completely different. The stories of the current and former employees also show these apparent similarities.
Zwankendamme is the glass factory and vice-versa. For many residents, their private life and work were strongly connected by the –literal– short distance between the two.
During this period, I traced the story of the village using the establishment of the glass factory in 1925 as the starting point.
In front of the factory a Cité (housing for the factory workers) was designed and build by mirroring a set of houses over and over again to create a uniform but varied urban scheme. Recently, the production of glass windows was discontinued and instead mirrors are being produced from imported glass. Everything looks the same, but is also completely different. The stories of the current and former employees also show these apparent similarities.
Zwankendamme is the glass factory and vice-versa. For many residents, their private life and work were strongly connected by the –literal– short distance between the two.
In this work, images of the architecture, details from the environment, portraits of (former) employees of the factory and their stories are mixed into collages that are appropriately displayed on glass plates. It’s a search for patterns that become visible due to the presence of the glass factory. Invisible Walls investigates the link between Zwankendamme and glass, between people and their environment and how a village is shaped by the activity that takes place there.
The work is named after the disappeared documentary Invisible walls from 1958 about the glass factory of Zwankendamme.
The work is named after the disappeared documentary Invisible walls from 1958 about the glass factory of Zwankendamme.
Gregory heeft er al een lange dag op zitten, de vroege. Maar hij blijft graag nog even hangen in café Kavijaks met de collega’s van de glasfabriek; zowel die van nu als die van vroeger. Hij is 32 en werkt ondertussen al 4 jaar in Zwankendamme. Voordien werkte hij als camionchauffeur maar hij miste er het nodige respect. Als logistiek medewerker staat hij in voor de verzendingen, het magazijnbeheer, camions in- en uitladen, bestellingen klaarzetten, etc… “Zwankendamme heeft een typische dorpssfeer, iedereen kent iedereen, ik kom er heel graag.” Oorspronkelijk is hij van Blankenberge, “dat is maar een klein halfuurtje met de fiets”. Maar hij sluit niet uit dat hij hier in de toekomst komt wonen.
Zijn vader was van Mons en zijn moeder van Spy, maar zolang hij zich kan herinneren heeft Patrick, Patrice voor wie hem kent, in Zwankendamme gewoond. In 1980 begon hij te werken in de Glasfabriek om er 41 jaar later ook op pensioen te gaan. Doorheen de jaren zag hij hoe er alsmaar minder mensen werkten bij de fabriek. “Het werk bleef ‘t zelfde maar we moesten het met minder mensen doen.” In Zwankendamme kent iedereen elkaar, dat is deel van de charme. Maar nu hij op pensioen is, droomt hij ervan om in Griekenland te gaan wonen. “Ik kan het niet goed uitleggen, het is gewoon een gevoel”
Arne werkt nog niet lang in de fabriek, een tiental maand. Soms zit hij op de bureau maar het liefst van al loopt hij door de fabriekshal. Hij is minutieus en nieuwsgierig en legt alle processen in detail uit.
Toen hij in 2020 afstudeerde als industrieel ingenieur waren de professionele mogelijkheden beperkt. Eerst deed hij bodemonderzoek in de milieusector maar hij wou altijd al iets doen in productie. Als plant technical specialist probeert hij de continuïteit van de productie te verzekeren, problemen op te lossen, het aantal werkfouten te doen dalen en verbeteringen door te voeren in de productie.
In de fabriek vindt hij een goede balans tussen groeien maar ook zich amuseren. Hij kijkt uit naar nieuwe projecten en wil vooral veel dingen bijleren. Op de werkvloer komt hij in contact met mensen die al vele jaren in de fabriek werken. “Ik ben van Brugge. Lissewege kende ik van het lichtfeest maar in Zwankendamme was ik nog nooit geweest.”
Toen hij in 2020 afstudeerde als industrieel ingenieur waren de professionele mogelijkheden beperkt. Eerst deed hij bodemonderzoek in de milieusector maar hij wou altijd al iets doen in productie. Als plant technical specialist probeert hij de continuïteit van de productie te verzekeren, problemen op te lossen, het aantal werkfouten te doen dalen en verbeteringen door te voeren in de productie.
In de fabriek vindt hij een goede balans tussen groeien maar ook zich amuseren. Hij kijkt uit naar nieuwe projecten en wil vooral veel dingen bijleren. Op de werkvloer komt hij in contact met mensen die al vele jaren in de fabriek werken. “Ik ben van Brugge. Lissewege kende ik van het lichtfeest maar in Zwankendamme was ik nog nooit geweest.”
Op zijn 14de had Ronny geen goesting meer om naar school te gaan. “Je mag doen wa je wilt, ma peist erop dat ‘t werk langer duurt dan naar school te gaan” hoort hij zijn vader nog zeggen. Na drie jaar werken in de fabriek werd hij afgedankt en bracht de volgende zes maand door als visser. Erna werd hij opnieuw aangenomen als gamin en werkte later ook als recoupeur en étoilleur. Samen met zijn broer heeft hij nog geholpen bij het opbouwen van de afdeling dubbelglas.
Begin jaren ‘80, na de sluiting van de glasovens en tijdens de overgang van glasproductie naar spiegels en dubbel glas, kreeg hij het voorstel om twee jaar betaald thuis te blijven dankzij het sociaal fonds. Hij aanvaarde, maar kon nadien nog enkele jaren werken. “De dag dat ik op pensioen ging, da was mijne gelukkigsten dag,” getuige ook de foto waar hij vrolijk, en voor de laatste keer, over de bareel van de fabriek springt. “Op het einde was de sfeer er wat uit.”
Begin jaren ‘80, na de sluiting van de glasovens en tijdens de overgang van glasproductie naar spiegels en dubbel glas, kreeg hij het voorstel om twee jaar betaald thuis te blijven dankzij het sociaal fonds. Hij aanvaarde, maar kon nadien nog enkele jaren werken. “De dag dat ik op pensioen ging, da was mijne gelukkigsten dag,” getuige ook de foto waar hij vrolijk, en voor de laatste keer, over de bareel van de fabriek springt. “Op het einde was de sfeer er wat uit.”
Na 43 jaar werken is het haast symbolisch om op 1 mei, dag van den arbeid, op pensioen te gaan. Toen Franz begon te werken was hij 17 jaar. Direct na school startte hij als kistenmaker bij de glasfabriek. Op zijn 19de moest hij naar het leger, maar nog geen 2 jaar later was hij terug in Zwankendamme en opnieuw aan het werk in de fabriek. “In ‘t begin was alles met de hand, we stonden van ‘s ochtends tot ‘s avonds te timmeren.”
Francine werkte in de burelen. Als sociaal assistente tikte ze de briefwisseling uit maar deed ze ook medische vooronderzoeken. Haar ouders hebben altijd café gehouden, eerst aan de vaart, later het Krugerhof. Zij en haar vader leverden ook bier voor de mannen die aan de ovens stonden. Toen ze Franz eens zag zitten op de trein durfde ze niet af te stappen in Lissewege en was dan maar doorgereden tot Zeebrugge. “Er is tussen ons 4 jaar leeftijdsverschil, toen we jong waren viel dat meer op.” Later kwamen ze elkaar ook tegen tijdens het schieten met pijl en boog in een zaaltje achter één van de dorpscafés. En ook in de fabriek zagen ze elkaar elke dag.
Toen in 1977 de tweede en laatste glasoven werd stilgelegd, verminderde het personeel. Sommigen kregen de kans om 2 jaar betaald thuis te blijven dankzij het sociaal fonds. Maar Franz wou er niet van weten en vond al snel ander werk in Oostende, bij Zeemineralen. Aan de vissershaven kwamen boten toe met zand, “die moesten wij lossen en laden.” Rond die tijd verdween ook de sociale dienst en Francine werd overgeplaatst naar het secretariaat. Tien jaar later kon Franz opnieuw aan de slag als brigadier in de kistenmakerij van de glasfabriek en werkte hij opnieuw op wandelafstand van Francine.
Ondertussen zijn ze beiden op pensioen. In het huis in de cité waar ze hun kinderen hebben grootgebracht woont nu de jongste zoon, terwijl zij met de oudste zoon een kangoeroewoning delen. “Ze zijn hier in Zwankendamme gebleven maar de ene werkt in Aalst en de andere reist veel voor werk, soms tot in Brazilië.”
Francine werkte in de burelen. Als sociaal assistente tikte ze de briefwisseling uit maar deed ze ook medische vooronderzoeken. Haar ouders hebben altijd café gehouden, eerst aan de vaart, later het Krugerhof. Zij en haar vader leverden ook bier voor de mannen die aan de ovens stonden. Toen ze Franz eens zag zitten op de trein durfde ze niet af te stappen in Lissewege en was dan maar doorgereden tot Zeebrugge. “Er is tussen ons 4 jaar leeftijdsverschil, toen we jong waren viel dat meer op.” Later kwamen ze elkaar ook tegen tijdens het schieten met pijl en boog in een zaaltje achter één van de dorpscafés. En ook in de fabriek zagen ze elkaar elke dag.
Toen in 1977 de tweede en laatste glasoven werd stilgelegd, verminderde het personeel. Sommigen kregen de kans om 2 jaar betaald thuis te blijven dankzij het sociaal fonds. Maar Franz wou er niet van weten en vond al snel ander werk in Oostende, bij Zeemineralen. Aan de vissershaven kwamen boten toe met zand, “die moesten wij lossen en laden.” Rond die tijd verdween ook de sociale dienst en Francine werd overgeplaatst naar het secretariaat. Tien jaar later kon Franz opnieuw aan de slag als brigadier in de kistenmakerij van de glasfabriek en werkte hij opnieuw op wandelafstand van Francine.
Ondertussen zijn ze beiden op pensioen. In het huis in de cité waar ze hun kinderen hebben grootgebracht woont nu de jongste zoon, terwijl zij met de oudste zoon een kangoeroewoning delen. “Ze zijn hier in Zwankendamme gebleven maar de ene werkt in Aalst en de andere reist veel voor werk, soms tot in Brazilië.”
Rond 1930 was het de bedoeling dat de vader van Jos zou gaan werken in de glasfabriek te Lommel, maar door de crisis werd die amper enkele jaren na de opstart stilgelegd ten voordele van de Waalse industrie. Op dat moment kwam Jos’ vader voor de keuze te staan om te gaan werken in Wallonië of in Zwankendamme.
Na 2 jaar college en dan de vakschool was het in 1953 Jos zijn beurt om in de fabriek te werken. Zijn vader was er toen chef van de onderhoudsdienst. “Ik ben begonnen met draaien en frezen.” De buizen waarlangs het glas omhoog getrokken werd, waren uit asbest gemaakt. Toen Jos dit bij de dokter liet vallen, raadde die extra longonderzoeken aan voor iedereen die hiermee in contact was gekomen. “In de open hal van de fabriek was dat eigenlijk iedereen.”
In de fabriek heeft hij veel verschillende periodes gekend. “Ik heb de glasovens weten opbouwen en ik heb ze ook weten afbreken.” Gedurende enkele maanden ging hij op vraag van directeur Jean Pesch naar Nederland om toezicht te houden bij de opbouw van de nieuwe fabriek in Tiel. Op dinsdag ging hij met de trein naar Nederland en zaterdag kon hij met de directeur mee terugrijden. “Die had een chauffeur.”
Op zijn 53ste had Jos de kans om op brugpensioen te gaan. Maar hij bleef nog een jaar doorwerken om ook de spiegellijn te helpen opbouwen. Ondertussen is hij al meer dan 30 jaar op pensioen.
In Lommel heeft een Turkse investeerder net de aankoop van industrieterreinen op Kristalpark III afgerond. Daar zal binnenkort een glasfabriek voor verpakkingsglas gebouwd worden, goed voor zo’n 500 jobs en meer dan 6 miljoen glazen flesjes per dag.
Na 2 jaar college en dan de vakschool was het in 1953 Jos zijn beurt om in de fabriek te werken. Zijn vader was er toen chef van de onderhoudsdienst. “Ik ben begonnen met draaien en frezen.” De buizen waarlangs het glas omhoog getrokken werd, waren uit asbest gemaakt. Toen Jos dit bij de dokter liet vallen, raadde die extra longonderzoeken aan voor iedereen die hiermee in contact was gekomen. “In de open hal van de fabriek was dat eigenlijk iedereen.”
In de fabriek heeft hij veel verschillende periodes gekend. “Ik heb de glasovens weten opbouwen en ik heb ze ook weten afbreken.” Gedurende enkele maanden ging hij op vraag van directeur Jean Pesch naar Nederland om toezicht te houden bij de opbouw van de nieuwe fabriek in Tiel. Op dinsdag ging hij met de trein naar Nederland en zaterdag kon hij met de directeur mee terugrijden. “Die had een chauffeur.”
Op zijn 53ste had Jos de kans om op brugpensioen te gaan. Maar hij bleef nog een jaar doorwerken om ook de spiegellijn te helpen opbouwen. Ondertussen is hij al meer dan 30 jaar op pensioen.
In Lommel heeft een Turkse investeerder net de aankoop van industrieterreinen op Kristalpark III afgerond. Daar zal binnenkort een glasfabriek voor verpakkingsglas gebouwd worden, goed voor zo’n 500 jobs en meer dan 6 miljoen glazen flesjes per dag.
Wilfried is van Zwankendamme. Hij groeide op in de Zwankendammestraat, net zoals zijn echtgenote, Lena Vermote. Na hun huwelijk kochten ze samen een huis aan de Lisseweegse Steenweg en begon Wilfried te werken in de Glasfabriek. Eerst even bij Thermobel, later als chauffeur van de 4e ploeg bij de spiegelafdeling. “Aan de kljeene lyne heb ik mooie herinneringen, toen stonden we nog allemaal dichter bij elkaar.” Sinds 2011 is hij op pensioen, hij heeft in totaal 30 jaar in de fabriek gewerkt. Vanuit zijn achtertuin, over het muurtje heen, heeft hij nog zicht op de fabriek, nu AGC genaamd. “Ik heb nooit in de file gestaan.”
“Eigenlijk heb ik alles te danken aan de fabriek. Ik was fier op mijn werk. Ik voelde dat ik daar iets kon verwezenlijken.” Op zijn 16de begon Jan te werken in de glasfabriek. Hij kwam toen met de trein vanuit Brugge. In het begin maakte hij de planning en op zijn 30ste werd hij hoofd van de afdeling export.
Zijn echtgenote Lut is van Lissewege. Toen ze afstudeerde als kleuterleidster kon ze eerst een tiental maand in de fabriek werken om een collega te vervangen die een tijdje op onbetaald verlof was. Gedurende deze toevallige impasse leerden de twee elkaar kennen. Niet veel later woonden ze samen in Lissewege.
Jan maakte doorheen de jaren veel veranderingen mee, zoals het wegvallen van de ovens. “De concurrentie werd te groot, de ovens te oud en de vernieuwingen te duur.” Maar ook op vlak van technologie gebeurde er vanalles. “Alle kaderleden kregen een computer met printer mee naar huis op voorwaarde dat ze 6 weken lang, op zaterdagochtend, naar Oostende gingen voor les.”
Jan had niet de gewoonte om te blijven hangen in de vele café’s van Zwankendamme. Over de middag ging hij bij Lut eten op de school waar ze lesgaf en ‘s avonds ging hij haar halen om naar huis te gaan. Sinds hij in 2002 op pensioen ging, komt hij nog weinig in Zwankendamme.
Beiden zijn ondertussen de 80 voorbij maar hun vitaliteit en moderne smaak doen dit niet vermoeden. De mechanische rekenmachine die Jan vroeger veel gebruikt heeft, is ondertussen een decoratiestuk, “alhoewel die dingen blijven werken”.
Zijn echtgenote Lut is van Lissewege. Toen ze afstudeerde als kleuterleidster kon ze eerst een tiental maand in de fabriek werken om een collega te vervangen die een tijdje op onbetaald verlof was. Gedurende deze toevallige impasse leerden de twee elkaar kennen. Niet veel later woonden ze samen in Lissewege.
Jan maakte doorheen de jaren veel veranderingen mee, zoals het wegvallen van de ovens. “De concurrentie werd te groot, de ovens te oud en de vernieuwingen te duur.” Maar ook op vlak van technologie gebeurde er vanalles. “Alle kaderleden kregen een computer met printer mee naar huis op voorwaarde dat ze 6 weken lang, op zaterdagochtend, naar Oostende gingen voor les.”
Jan had niet de gewoonte om te blijven hangen in de vele café’s van Zwankendamme. Over de middag ging hij bij Lut eten op de school waar ze lesgaf en ‘s avonds ging hij haar halen om naar huis te gaan. Sinds hij in 2002 op pensioen ging, komt hij nog weinig in Zwankendamme.
Beiden zijn ondertussen de 80 voorbij maar hun vitaliteit en moderne smaak doen dit niet vermoeden. De mechanische rekenmachine die Jan vroeger veel gebruikt heeft, is ondertussen een decoratiestuk, “alhoewel die dingen blijven werken”.
Hedwig is van Lissewege. Van zijn 14de tot zijn 17de werkte hij bij slachterij Zam te Zeebrugge. Als oudste in een gezin met zes kinderen was dit courant. Erna ging hij het leger in en bleef als beroepsmilitair 8,5 jaar in dienst.
Toen hij eens een maand verlof had, kwam hij op de kermis in Lissewege zijn toekomstige echtgenote tegen. Het jaar erop keerde hij terug naar België en vestigde zich in Zwankendamme, vanwaar zijn vrouw afkomstig is.
“In de fabriek ben ik begonnen als werkmens bij de slijperij, maar ik werkte me op tot ploegbaas.” Toen op een bepaald moment de slijperij dicht ging, kwam hij terecht in de logistiek. “Twaalf, dertien jaar geleden werd een grondige herstructurering doorgevoerd, 120 mensen werden bedankt voor hun diensten.” Hedwig ging toen net als vele andere collega’s op brugpensioen.
Ondertussen is hij een fervent fietser, dat doet hij al sinds zijn 24. “Ik doe zo een 12.000km per jaar, een beetje naar overal.” Met de ploeg van Lissewege trekken ze er driemaal per week op uit. De sociale factor vond hij terug bij het leger, bij de fabriek en nu nog steeds in zijn hobby.
Toen hij eens een maand verlof had, kwam hij op de kermis in Lissewege zijn toekomstige echtgenote tegen. Het jaar erop keerde hij terug naar België en vestigde zich in Zwankendamme, vanwaar zijn vrouw afkomstig is.
“In de fabriek ben ik begonnen als werkmens bij de slijperij, maar ik werkte me op tot ploegbaas.” Toen op een bepaald moment de slijperij dicht ging, kwam hij terecht in de logistiek. “Twaalf, dertien jaar geleden werd een grondige herstructurering doorgevoerd, 120 mensen werden bedankt voor hun diensten.” Hedwig ging toen net als vele andere collega’s op brugpensioen.
Ondertussen is hij een fervent fietser, dat doet hij al sinds zijn 24. “Ik doe zo een 12.000km per jaar, een beetje naar overal.” Met de ploeg van Lissewege trekken ze er driemaal per week op uit. De sociale factor vond hij terug bij het leger, bij de fabriek en nu nog steeds in zijn hobby.